| Kids Only > Weten > De geschiedenis van het vliegen |
De geschiedenis van het vliegen |
Uitvinders en vliegen Leonardo da Vinci droomde ervan om zelf te vliegen, in een tijd dat er nog geen motoren bestonden en alles met spierkracht gebeurde. Allereerst bedacht hij een verbetering van de wassen vleugels van Icarus. De vlieger moest plat op zijn buik in het bootje gaan liggen. Door aan de stangen voorop te trekken, alsof hij aan het roeien was, bewoog de vlieger twee vleugels die ontworpen waren naar het voorbeeld van die van vogels. Al gauw ontdekte Leonardo dat de mens niet genoeg spierkracht heeft om de vleugels zelf te bedienen. Daarna bedacht hij een vliegende schroef. |
![]() |
Leonardo?s idee was dat de schroef zich door de lucht zou boren, als een kurkentrekken door een kurk. Het is niet duidelijk of hij hem ooit heeft gebouwd, maar ook met dit idee is hij uiteindelijk niet verder gegaan. Tussendoor vond hij ook nog een piramidevormig valscherm uit, driehonderd jaar voor de eerste werkende parachute. Leonardo had zelfs berekend hoe groot het ding moest worden: 12 armlengtes bij 12 armlengtes. We weten niet of hij zijn berekeningen in het echt heeft gecontroleerd. Ook al lukte het Leonardo da Vinci niet om zijn apparaten de lucht in te krijgen, zijn creativiteit en nieuwsgierigheid blijven uitvinders tot op de dag van vandaag inspireren. Leonardo da Vinci leefde van 1452 tot 1492 en was behalve schilder ook architect, dichter, wapenbouwer en uitvinder. Op 4 juni 1783 laten Joseph en Etienne Montgolfier voor het eerst voor
een verbaasd publiek een onbemande proefballon opstijgen. |
![]() |
Sir George Cayley woonde in Engeland en had de geslaagde ballonvluchten van de broers Montgolfier gehoord. Ook hij wilde graag de lucht in maar zag in ballonnen een serieus nadeel: ze waren niet te besturen. Dus ging hij verder waar Leonardo was opgehouden en richtte zich op een vliegtuig dat te besturen was. Hij ontwierp een apparaat met vaste vleugels, dat eigenlijk bijna alle onderdelen van een modern vliegtuig had: roeren, een gondel voor de vlieger en een schroef. Alleen de motor ontbrak. Cayley had inmiddels door dat mensen te weinig spierkracht hebben om een vliegtuig te kunnen voortbewegen. Daarom besteedde hij veel tijd aan het bouwen van een kleine stoommachine en een verbrandingsmotor. Hoewel zijn motor op zichzelf een geslaagde uitvinding was, lukte het hem niet om de motor geschikt te maken voor het vliegtuig. Hij was simpelweg te zwaar. |
Otto Lilienthal Otto Lilienthal was al heel jong gefascineerd door de vlucht van vogels. Net als Cayley was hij op zoek naar een manier om een handelbaar vliegtuig te bouwen. Maar in plaats van veel tijd te stoppen in het ontwikkelen van een motor, richtte Lilienthal zich vooral op het bestuurbaar maken van zijn toestellen. Lilienthal was een echte doener. Hij bleef niet achter de tekentafel zitten maar bouwde zijn zweefvliegtuigen ook meteen. Hij was daarbij niet bang aangelegd want iedere lucht met zijn bedenksels maakte zijn zelf. Hij begon met een eendekker, die de vorm had van vogelvleugels. Hij bestuurde het toestel door zijn lichaamsgewicht in de richting te verplaatsen die hij op wilde. Daardoor kwam de ene vleugel hoger dan de ander en ging het de goede kant op. En dat is precies de manier waarop vliegtuigen nog steeds worden bestuurd. |